
Waterstaatswet 1900
Artikel 75
1
Indien naar het oordeel van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat door gedeputeerde staten of Onze commissaris in de provincie ten onrechte niet of niet voldoende gebruik gemaakt wordt van de in artikel 74, eerste lid, bedoelde bevoegdheid, kan Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, zo veel mogelijk na overleg met gedeputeerde staten of Onze commissaris in de provincie, een opdracht geven aan de desbetreffende beheerder.
2
Gedeputeerde staten worden zo spoedig mogelijk van het geven van de opdracht op de hoogte gesteld.
3
Artikel 74, derde en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
4
Indien de in het eerste lid genoemde opdracht zijn grond vindt in aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit van een oppervlaktewater, wordt deze, tenzij spoedeisende omstandigheden zich daartegen verzetten, gegeven in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
5
Indien Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van de in het eerstelid gegeven bevoegdheid gebruik heeft gemaakt, meldt hij dit onverwijld aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.